ZO WERD HET AVOND EN MORGEN, DEZE DAG…….  (Paaswake Driekoningen 2019)

De ouderen onder ons zullen zich hem nog wel herinneren: Jules de Corte, die blinde zanger die zo vaak voor de radio kwam met zijn zo bijzondere liedjes. Hij is alweer meer dan twintig jaar geleden gestorven, maar toch kennen nog tal van mensen de ontroering van dat wonderschone – en misschien wel zijn bekendste – liedje:

              Ik zou wel eens willen weten waarom zijn de bergen zo hoog?

              Misschien om de sneeuw te vergaren, of het dal voor de kou te bewaren,

              of misschien als een veilige stut voor de hemelboog, – daarom zijn de bergen zo hoog.

              Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de zeeën zo diep?

              Misschien tot geluk van de vissen, die het water zo slecht kunnen missen

              en tot meerdere glorie van God, die de wereld schiep, – daarom zijn de zeeën zo diep….

Wat is het toch dat die tekst zoveel mensen heeft ontroerd? Waarschijnlijk omdat Jules de Corte er de vragen in stelt die we al zo oud als de mensheid met ons meedragen, de vragen over het leven, de vragen over de zin ervan, de vragen over de diepste betekenis van mensen en dingen.

Deze kerkelijk zo bijzondere avond heeft ons op deze vragen een antwoord willen geven, een gelovig antwoord, dat zelfs het laatste en meest definitieve antwoord is. Want het ‘waarom’ van de bergen, het ‘waarom’ van de zeeën, het ‘waarom’ van ons leven: zij krégen vanavond een antwoord in dat prachtige en altijd weer nieuwe scheppingsverhaal, dat zojuist werd gelezen. De wereld, het hemelgewelf, de planten, de dieren, de mensen: wij zijn er als schepping van God.

Nee, vergist u zich niet! Het gaat hier vanavond niet over de feiten: niet over de evolutieleer of over de wetenschap en zelfs niet over de theologie. Deze avond gaat over het liefdesverbond dat God met ons mensen gesloten heeft, over de alle grenzen overschrijdende liefde die Hij ons, mensen, toedraagt.

Begrijpt u me goed: ik heb niets tegen Darwin en de andere biologen en ruimtevaartdeskundigen en heelalpsychologen en wie al niet meer; zij hebben de wetenschap ontegenzeggelijk vooruitgeholpen met hun denkrichtingen en visies. Maar weet wel, hun visies gaan enkel en alleen over de binnenwereld waarvan wij deel uitmaken, niet over het mysterie van ons leven, dat groter en veelomvattender is dan dat wij ervan met het blote oog kunnen zien. De evolutieleer komt dan ook niet in de plaats van het scheppingsverhaal: het scheppingsverhaal geeft aan onze nog altijd evoluerende wereld pas zin en betekenis, een antwoord op het ‘waarom’…

Want wij, mensen, zijn niet in eerste instantie producten van een biologisch proces: wij mensen zijn bij name geroepen, door God gewild en door Hem geschapen. Iedere dag, wanneer wij ontwaken uit onze slaap, roept Hij ons weer opnieuw tot leven en zelfs wanneer wij slapen waakt hij over ons. Zijn scheppingskracht is niet iets van het begin, van ooit de oerknal of zoiets, zijn scheppingskracht is van nu, van vandaag. Zo werd het avond en morgen: deze dag!

Dat is ook het mooie wanneer wij mensen dopen, kinderen of volwassenen, zoals dat dit jaar – weliswaar niet hier – maar wel op veel andere plaatsen gebeurt; ook zij worden de kerkgemeenschap niet binnengebracht als een product van de wereld, zij worden in ons midden gesteld als een uniek geschenk uit de hemel, kind van God.  Want het gaat niet om een God die ooit in het verleden iets of iemand heeft geschapen, het gaat om een God die schept, nu, vandaag, om een levende, werkzame God die ons roept en die mensen bevrijdt. En met die intentie zijn ook wijzelf eens gedoopt: om te weten dat God zelf met ons meeloopt, wanneer wij opstaan en wanneer wij naar bed gaan, in dagen van rijkdom en in dagen van armoede, tijdens ziekte en wanneer wij gezond zijn, for better and worse, zoals de Engelsen zeggen. Daarom ook lazen wij deze avond opnieuw hoe Hij zich al onder Mozes een bevrijdende God heeft getoond, een God die nooit laat varen het werk van zijn handen en die – ondanks al onze kwade streken – zijn verbond met ons gestand wil doen, zelfs over de grenzen van de dood heen, zoals het evangelie ons vandaag verkondigt.

Want vandaag – in deze nacht van Pasen – wil die God van Mozes, die God van de profeten, die God van Jezus – de God ook die ons heeft bedacht en gewild – ons weer wakker roepen uit welke vorm van dood dan ook: uit de sleur waarin we misschien terecht zijn gekomen, uit de verveling die ons soms parten speelt, uit ons te vanzelf voortkabbelende wat luxueuze leven, en Hij daagt ons uit – als een vriend, als een bron van liefde – ja, als een op ons verliefde God – om weer opnieuw geboren te worden, om een nieuw en ander mens te worden, een vlam van vuur in deze wereld, een geïnspireerd mens, een spoor van licht in dit vaak duistere bestaan.

Dat hebben we aan het begin van deze viering ook willen uitbeelden: Kerk-zijn is fakkeldrager zijn van Christus, fakkeldrager van het Licht van de wereld, Licht in de duisternis; Kerk-zijn is ervan getuigen, dat het leven groter is dan ons kwetsbare lichaam, ervan getuigen dat je uiteindelijk bent voortgekomen uit het zaad van de goddelijke Liefde. U hoorde het in het evangelie: aanvankelijk vonden zelfs de apostelen dit allemaal beuzelpraat, iets ongelofelijks, te mooi om waar te zijn: het leven sterker dan de grafsteen! Maar toen Petrus zelf naar het graf liep en er de leegte van gewaar werd, besefte hij plotseling, dat ons leven niet van deze wereld is, maar inderdaad van goddelijke oorsprong. En precies dat is nog altijd iets om er verbaasd over na te denken. Zo werd het avond en morgen, deze dag!