AL WIE ZICHZELF VERHEFT ZAL VERNEDERD WORDEN EN WIE ZICHZELF VERNEDERT ZAL VERHEVEN WORDEN…

Dat de Bijbelteksten, die ons in de liturgie worden voorgehouden, niet zomaar vrijblijvend zijn – als was het alleen maar ijle en vrome lucht – dát wordt ons in de lezingen van vandaag wel heel erg duidelijk gemaakt. De eerste lezing uit de Wijsheid van Jezus Sirach zet al gelijk de toon: “Als je rijk bent, blijf dan bescheiden – hoe meer aanzien je hebt, hoe nederiger je jezelf moet gedragen“, klonk het daar. En in het evangelie horen we Jezus zeggen dat je niet de beste plaatsen moet innemen, wanneer je ergens voor een diner bent uitgenodigd. En Jezus zegt dat niet omdat Hij tegen rijkdom is, want Hij zit ook zelf soms bij de rijken aan tafel, maar Hij waarschuwt de wat rijkere mensen er wel regelmatig voor dat in dat geval ook de duivel je maar wat graag zijn vriendschap aanbiedt. Jezus’ uitspraak is ook niet bedoeld om ons een lesje beleefdheid aan te leren – dat je voor jezelf niet zomaar de voorste rij mag reserveren bijvoorbeeld – nee, Hij zegt het om iets veel diepers te benadrukken: want of iemand nu rijk is of arm – bij al zijn voorbeelden en parabels gaat het bij Jezus steeds om onze totale levenshouding. Centraal in het evangelie van vandaag staan dan ook zijn woorden: “Wie zichzelf verheft zal vernederd worden en wie zichzelf vernederd zal verheven worden”.

We hoorden dergelijke woorden al eerder in het evangelie van Lucas. Al aan het begin van zijn evangelie, in het eerste hoofdstuk laat hij Maria in haar Magnificat zingen: “Machtigen stoot God van hun troon, maar wie eenvoudig zijn zal Hij verheffen”.

De teksten van deze zondag staan dus niet alleen: vooral in het Lucasevangelie valt het je op dat hier gaat om een constante is in de verkondiging van Jezus. Een van de liederen in onze bundel – no. 841 – vat die gedachte dan ook prachtig samen; de titel ervan luidt: “De eerste zijn de laatsten” en het laatste couplet zingt dan ook heel treffend “De eersten zijn de laatsten, wie nakomt gaat voorop! Kíest dan de goede plaatsen en geeft uw hart aan God.”

Het gaat bij Jezus altijd om een andere wereld dan die welke we dagelijks om ons heen zien. Hij noemt die andere wereld consequent: ‘het Rijk Gods!’ Dat Rijk Gods omvat veel meer dan alleen onze wereld, maar onze wereld maakt er wel degelijk deel van uit; onzewereld dan bezien vanuit de ogen van God. In tegenstelling tot de dagelijkse wereld om ons heen gaat het in dat Rijk Gods niet om een klassenmaatschappij, met hoog en laag, rijk en arm, blank en zwart, gestudeerd of eenvoudiger opgeleid; nee, Jezus benadrukt dat wij in onze ménsenwereld dan wel niet allemaal in gelijke omstandigheden verkeren, maar dat wij ondanks dat voor God wél allemaal gelijkwaardig zijn, doorheen al die wereldse rangen en standen. Want aan het eind van ons aardse leven – wil Hij maar zeggen – zullen we uiteindelijk niet op die rangen en standen beoordeeld worden, maar om wat we gedaan hebben ten opzicht. van de minsten der mensen. U kent ongetwijfeld die woorden van Jezus, wanneer Hij het heeft over dat uiteindelijke oordeel “Ik had honger en jij hebt Mij te eten gegeven, Ik was naakt en jij hebt ervoor gezorgd dat Ik Mij kon kleden, Ik was ziek en jij bent bij Mij op bezoek gekomen” En zo verder…

Mensen hoeven ook in het oog van God niet allemaal gelijk te zijn – het zou een saaie wereld worden. Gelukkig zijn we allemaal een beetje anders, ieder met zijn eigen talenten, de een met zijn handen, een ander met zijn hersens, een derde met zijn humor en een vierde met zijn hulpvaardigheid. En ook ieder met het recht op een paar fouten, want niemand van ons is volmaakt. Maar binnen die zo verscheiden wereld moet wel ieder mens tot zijn recht kunnen komen.

Als de Bijbel ons vandaag dan ook een beetje de les leest, dan gaat het over die zorg voor elkaar: dat we ondanks al die verschillen elkaar wel in grote barmhartigheid – met een warm hart dus – accepteren en respecteren en dat we niet onszelf continue in het middelpunt plaatsen, maar juist de ander. En dan vooral die ander die in de normale mensenwereld steeds een plaats op de achterste rij heeft toebedeeld gekregen. In die zin mag je de Bijbel best lezen als een collectieve gebruiksaanwijzing: hoe wij om dienen te gaan met elkaar. Gaan we niet al te gauw af op een eerste indruk? Delen we de mensen om ons heen niet al te gemakkelijk in? Scheppen we ruimte of bouwen wij muren?

Ieder van ons weet, dat de antwoorden op deze vragen vrij gemakkelijk te geven zijn, maat dat het in praktijk brengen van deze houding behoorlijk lastig is en somtijds veel van ons vraag!. Om die reden heeft paus Franciscus een paar jaar geleden zijn jaar van barmhartigheid afgekondigd. Een jaar van vergeving en van opnieuw kijken naar elkaar. Maar hij wilde dat niet zomaar voor een jaar, hij beschouwde dat jaar van barmhartigheid als een oefenjaar: om onze grondhouding om te keren. Om de eerste te worden – niet in het uitkiezen van de beste plaatsen, maar in het kunnen vergeven. Om de eerste te worden, niet in het oordelen over een ander, maar in het ruimte scheppen om de ander zich zelf te kunnen laten zijn. Om de eerste te worden, niet in het eigen gelijk, maar in het aandachtig luisteren naar wat de ander ons te zeggen heeft.

Ja, in de wereld die Jezus het Rijk Gods noemt, heeft ieder mens en ieder volk een heel eigen plaats; maar God vraagt van ons wel om daarin de blik niet vooral eerst op onszelf te richten, maar op de ander. Niet ik great again, maar de ander great again!

Er is nog heel wat energie nodig, om in onze wereld voor een wat betere tafelschikking te zorgen.