AGNESKERK

De Agneskerk als monument van neogotische bouwkunst
De in neogotische stijl gebouwde Parochiekerk van de H. Agnes is gebouwd in 1902-1903 naar het ontwerp van de architecten A.A.J. Margry en J.M. Snickers. Zij is een driebeukige kruisbasiliek zoals dat in het vakjargon van architectuurhistorici heet. Dat wil zeggen dat het middenschip boven de zijbeuken uitsteekt en bovenin eigen vensters bezit, terwijl de plattegrond een kruisvorm vertoont, waarbij het dwarsschip buiten de zijbeuken uitsteekt.

ARCHITECTUUR

De Agneskerk als monument van neogotische bouwkunst
De in neogotische stijl gebouwde Parochiekerk van de H. Agnes is gebouwd in 1902-1903 naar het ontwerp van de architecten A.A.J. Margry en J.M. Snickers. Zij is een driebeukige kruisbasiliek zoals dat in het vakjargon van architectuurhistorici heet. Dat wil zeggen dat het middenschip boven de zijbeuken uitsteekt en bovenin eigen vensters bezit, terwijl de plattegrond een kruisvorm vertoont, waarbij het dwarsschip buiten de zijbeuken uitsteekt.

Rechts naast de voorgevel staat de achthoekige toren, bekroond door een slanke naaldspits met wimbergen (driehoekige gevelbekroningen) aan zijn voet. Op de andere hoek van de voorgevel is een veelhoekige doopkapel uitgebouwd. Midden voor de gevel staat een vijfhoekig uitgebouwd portaal en daarboven bevindt zich een groot spitboogvenster. De bovenmuren van het middenschip worden gesteund door schoorbogen. Het priesterkoor wordt afgesloten door een lagere apsis die vijfhoekig is. Inwendig dragen het middenschip, het koor en de dwarsarmen houten tongewelven met een accoladevormige doorsnede en trekbalken. De architecten namen hiervoor kapconstructies uit de Engelse gotiek tot voorbeeld. De zijbeuken van het schip zijn met stenen kruisribgewelven overkluisd en ook de apsis bezit een stenen gewelf. Het koor wordt geflankeerd door rechthoekige zijkapellen met roosvensters in de eindgevels en met houten tongewelven.

Nadat het kerkinterieur in de jaren vijftig versoberd was, waarbij de oorspronkelijke, veelkleurige beschildering door een saaie, grijze kleur was vervangen, werd de kerk op 29 april 1983 door een brand getroffen. De houten gewelven gingen verloren, maar voor het overige bleef het gebouw vrij goed intact.
Eind 1984 kwam een grondige restauratie gereed, waarbij de houten gewelven in de oorspronkelijke vorm werden herbouwd en men zelfs kans zag de authentieke decoratieve beschildering weer aan te brengen. De wanden kregen een bepleistering in een gebroken witte kleur, terwijl de constructieve onderdelen, zoals pijlers en bogen in okerkleurige en bruine tinten werden geaccentueerd.
Met de weer aangebrachte gewelfbeschildering en de gespaard gebleven gebrandschilderde ramen is een resultaat bereikt dat de architectonische kwaliteit van het neogotische kerkinterieur volledig tot zijn recht doet komen.

Ondanks de wijzigingen in de jaren vijftig en de brand heeft de Agneskerk haar oorspronkelijke aankleding grotendeels behouden. Het uit kalksteen gebeeldhouwde, rijk versierde neogotische hoogaltaar is vervaardigd kort na de bouw van de kerk in het atelier van de architectencombinatie Margry en Snickers. Evenals hun leermeester, de grote bouwmeester P.J.H. Cuypers, zagen zij het kerkgebouw dat zij moesten ontwerpen en de inventaris als één geheel en leverden dus zoveel mogelijk zelf de altaren, beelden en het overige meubilair, of maakten althans de ontwerpen daarvoor.

Het altaar heeft een marmeren mensa (altaartafel) met zuiltjes ervoor. De achterwand, retabel genaamd, bezit in het midden het tabernakel, bekroond door een expositietroon waarop vroeger de monstrans met de hostie ter aanbidding kon worden uitgestald. Daarop verheft zich een torenvormige bekroning, geflankeerd door engelfiguren. Aan weerszijden van de retabel staan de beelden van Agnes en Jozef onder baldakijnen met pinakels (torenvormige bekroningen) De preekstoel is eveneens in kalksteen uitgevoerd. De ronde kuip is versierd met reliëfs waarop Christus predikend is voorgesteld en met beelden van Paulus. Petrus en Willibrordus. De voet van de preekstoel is versierd met marmeren zuiltjes. Opmerkelijk is ook de trap van de preekstoel, die een fraai gesmede ijzeren leuning bezit.

De kerk bezit voorts een aantal heiligenbeelden uitgevoerd in marmer of zandsteen: een heilig Hart beeld, O.L. Vrouw, de H. Jozef, Antonius van Padua en een voorstelling van Maria met de gestorven Christus, een zogenaamde Piëta. Heel fraai is het in wit marmer gehouwen beeld van de H. Agnes in het rechter dwarsschip, vervaardigd door de beeldhouwers Timmermans en Kroon in Den Haag. Tegen de wanden van de zijbeuken en het dwarsschip zijn de geschilderde kruiswegstaties aangebracht, gevat in geprofileerde lijsten. Zij zijn het werk van een der vooraanstaande kerkelijke kunstenaars uit de jaren rond 1920: Wijnand Geraedts, die werkte in een door Toorop beïnvloedde stijl.
De vier biechtstoelen in neogotische stijl zijn versierd met in hout gesneden beelden van de Goede Herder, Petrus, Maria Magdalena en Maria, de zuster van Martha. Waarschijnlijk zijn de biechtstoelen geleverd door het atelier van Timmermans en Kroon te Den Haag.

Resumerend kan gezegd worden dat de Agneskerk, zo fraai en met veel zorg hersteld na de brand, met haar inventaris een boeiend voorbeeld is van de neogotiek uit de nadagen van deze stijl. Onder de vier neogotische kerken die Den Haag bezit – de St. Jacobus aan de Parkstraat, de O.L. Vrouw aan de Elandstraat en de H. Martha aan de Hoefkade zijn de andere – neemt de Agneskerk door haar indrukwekkende ruimtewerking, haar fraaie houten gewelfconstructie, haar sierlijke achthoekige toren en haar gebrandschilderde ramen een heel aparte plaats in.
(met dank aan drs. H.P.R. Rosenberg)

RAMEN

De gebrandschilderde ramen van de Agneskerk vormen een bijzonder waardevol onderdeel van het kerkinterieur. De vijf vensters in de apsis, de grote vensters in de eindgevels van het dwarsschip en zes kleine vensters bovenin het dwarsschip aan de koorzijde zijn voorzien van ramen die vervaardigd zijn door de bekende Haagse glazenier Lou Asperslagh (1893-1949). Ook zijn stijl vertoont een sterke invloed van de vermaarde schilder Jan Toorop, die vanaf 1918 in Den Haag woonachtig was.

Het middelste raam, in de as van de kerk, heeft de Aanbidding van het Lam Gods tot onderwerp; de vier overige bevatten voorstellingen die betrekking hebben op de patrones van de kerk, de H. Agnes, onder andere haar marteldood en verheerlijking in de hemel. Ook ziet men er andere voorstellingen van martelaars, zoals Daniël in de leeuwenkuil en de Jongelingen in de vuuroven, taferelen uit het Oude Testament.
Het grote raam in het linker dwarsschip bestaat uit twee delen. Links zijn de acht zaligsprekingen uit de Bergrede voorgesteld; het rechter deel is gewijd aan de Lijdende Kerk, de zielen in wat vroeger bekend stond als het Vagevuur. In het rechter dwarsschip is het linker deel van het grote raam gewijd aan Christus Koning en de Eucharistie, terwijl het rechter deel gewijd is aan Maria, in het bijzonder haar lofzang, het Magnificat…

De ramen in de rechter zijkapel vertonen de evangelisten Matheus en Johannes. In de ramen van de linker zijkapel zijn de evangelisten Marcus en Lucas uitgebeeld. Al deze ramen zijn door Asperslagh geleverd in de jaren 1928 en 1930-1932.
De roosvensters in de eindgevels van de beide zijkapellen naast het priesterkoor bevatten gebrandschilderd glas uit de bouwtijd van de kerk, kort na 1900. De maker hiervan is niet bekend; vermoedelijk zijn de ramen geleverd door het atelier van Margry en Snickers. In de rechter kapel is Gerardus Majella uitgebeeld; in de linker Margaretha Maria Alacoque, de 17de eeuwse kloosterzuster aan wie Christus verscheen en haar opdroeg de verering van zijn Heilig Hart te bevorderen.
(met dank aan drs. H.P.R. Rosenberg)

DE RAMEN IN HET TRANSEPT

Voor de beschrijving van de vier gebrandschilderde ramen in het transept werd gebruik gemaakt van het “Gedenkboek van het zilver en jubileum van den zeer eerwaarden heer C.C. Vermeulen als pastoor der St..Agnesparochie te ‘s-Gravenhage”, uitgegeven op 25 november 1928. Blijkens dit Gedenkboek zijn de ramen vervaardigd in de jaren 1927—1928. Ze zijn van de glazenier Lou Asperslagh, bekend door zijn werk in vele katholieke kerken en pastorieën. Hij is van de school van Schouten, een Delftse glazenier aan het einde van de 19e eeuw.

HET ALLERZIELENRAAM

Dit raam, een geschenk van de parochie aan pastoor Vermeulen, is een bijbel en een catechismus vol. Het heef t ons veel te vertellen. Het spreekt, te zien beneden in het midden in een vuurpoel, van de zeven hoofdzonden. De voornaamste ondeugden – hovaardigheid, gierigheid, onkuisheid, nijd, gulzigheid, gramschap en traagheid -, ook “hoofdzonden” genoemd omdat ze de oorzaak zijn van vele andere zonden, staan voluit geschreven op paarse schijven. Dit paars duidt op de boete waarmee vergeving en bekering gepaard gaan. Een ontspringende bron wijst op de lafenis die in het hele raam letterlijk “van boven” geboden wordt. Links en rechts van de zeven ondeugden zie je smekende figuren die de armen uitstrekken naar de deugden. Onder deze taferelen staat over de gehele breedte het gebed uit de vroegere eerste mis van Allerzielen: “God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen, verleen allerzielen Uwer dienaren en dienaressen de vergiffenis van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding die zij altijd verlangd hebben door vrome smekingen mogen verwerven”. Het bovengedeelte van het raam laat middenin het Lam Gods zien met de kelk van het vergoten bloed. Aan de voet van het Lam staat een katafalk. Links en rechts zien we weer gestalten die de handen verlangend uitstrekken naar een deugdzaam christelijk leven, uitgedrukt in de zeven hoofddeugden, de drie goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde, en de vier voornaamste zedelijke deugden: voorzichtigheid, rechtvaardigheid, sterkte en matigheid. De schijven waarop deze zeven christelijke deugden werden geschreven, zijn gaver en lichter van kleur dan de andere schijven en duiden op de loutering van allen die na hun leven op aarde wachten op de verrijzenis. Het roosvenster toont in het centrum met de tekens van de driehoek en de drie in elkaar vervatte ringen rond de Godsnaam in hebreeuwse letters, de symboliek van de H. Drie-eenheid. In de omliggende vlakken de koren van de engelen die verwijzen naar de vreugde en het grote loon in de hemel. De drie vakken die de afscheiding tussen het boven- en het onderraam vormen, spreken symbolisch van de zalige dood. In het midden een duif als het teken van de levenwekkende Geest en een brandende olielampje als het teken van de gelovige die bereid staat op het niet verwachte uur. Links is de dood uitgebeeld met een zandloper en een doodshoofd met beenderen, rechts het oordeel met het boek waarin ieders daden staan opgetekend en met de weegschaal.

HET MARIA-RAAM

“Vol bonte kleurenmengeling en warmen gloed stelt (dit raam) voor Maria, de Moeder van God en ook de Moeder der menschen, tot wie allen in dit leven moeten opzien. Zij staat daar inderdaad, zoals de koninklijke psalmist zingt, in een gewaad doorwerkt met goud, met bonten tooi ommanteld.” (Gedenkboek).
Het raam, dat een cadeau was van het Armbestuur, is geïnspireerd door het Magnificat. Het rust er ook letterlijk op, inzover het lied van Maria woordelijk onderaan in het raam is opgenomen.
Het middenvak toont boven Maria, zoals het boek Openbaring haar beschrijft. We lezen in Op. 12, 1.2: “Er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger…” Links zien we de engel Gabriël die Maria van Godswege de geboorte van haar kind aankondigt en rechts de innige ontmoeting van Maria en Elisabeth.
Het middentafereel beneden verbeeldt Op. 12, 3—17, waar staat dat de rode zevenkoppige draak in woede is ontstoken tegen de Vrouw, die hem had overwonnen. En verder: “Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michaël en zijn engelen moesten strijden tegen de draak… En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang.” De taferelen links en rechts beneden zijn voorafbeeldingen van Maria in Gods geschiedenis met zijn volk. We zien David, de zanger met de harp, de bidder van vele psalmen. Hij bezong het hemelse Jeruzalem. Dit lofzingen wordt op Maria toegepast. De profeet Ezechiël profeteerde: “Deze poort zal gesloten blijven, want de Heer God is door haar ingegaan”. De vruchtbaarheid van Lea, een van de vrouwen van Jakob, wijst op Maria’s verheven voorrecht moeder en maagd te zijn. Judith, die haar volk redde, duidt op Maria’s sterkte. Esther mag gezien worden als de voorafbeelding van Maria als koningin en voorspreekster. Koning Salomo is tenslotte degene die in zijn Hooglied de uitverkorene bezingt De roem van Maria gaat haar verre vooruit, zo verkondigt deze bijbel in gebrandschilderd glas. De verbindingen tussen de boven— en benedentaferelen zijn verschillende Maria—symbolen. In het midden de staf van Aäron, die als enige bloeide (Num. 17), rechts de duif, die naar Noachs ark vloog en links de ark van het Nieuwe Verbond, waarin Hij woont die de hemelen niet kunnen omvatten. Het rondraam sluit het raam af. We staan, als we de ogen tenminste helemaal omhoog richten, voor de Poort van de Hemel. Omgeven door bloemmotieven, verwijst het gouden huis naar de oude litanie van Maria. En naar het nog oudere woord van Jakob: “Ontzag— wekkend is deze plaats’ Dit kan niet anders zijn dan het huis van Bod en de poort van de hemel” (Gen. 28,17).

HET RAAM VAN DE EUCHARISTIE

Bij het ontwerpen van dit raam is de glazenier uitgegaan van de gedachte, dat de Eucharistie het middelpunt is van het Koninkrijk van Christus. In het middelste bovenvak troont Christus als Koning op een zetel, met kroon en scepter en aan zijn voeten de aardbol. Dit zijn de symbolen van zijn heerschappij. De beker en het brood die Hij in de hand houdt, duiden op Jezus’ koningschap. Naar de wijze van Melchisedech deelt Hij brood en wijn uit, is Hij koning als geen ander ooit. De beide zijtaferelen wijzen op wat de Eucharistie in mensen bewerkt. Het linker bovenraam laat zien, hoe Jezus vanuit zijn verborgen leven in Nazaret in de openbaarheid trad en zieken en gewonden genas, terwijl het rechter bovenraam het offer van Golgotha toont. We zien daar Christus uit het graf oprijzen met de wonde in de zijde en het kruis met de schuldbrief van de mensen op de achtergrond. Waar Jezus ontvangen wordt en mag werken, gaat dit gepaard met een houding van gebed en een trouw Hem volgen met voorbijzien van zichzelf.. De drie raampartijen beneden laten een andere vruchtbare uitwerking van de Eucharistie zien. Heel de mensheid, vertegenwoordigd door kinderen, jonge mannen, harde werkers en grijsaards, geleerden, kooplieden en kunstenaars, nadert tot de Heer in zijn heilige Eucharistie. Zo wordt Hij aan de wereld getoond door paus Pius X, de paus die kinderen op jonge leeftijd tot de eerste communie uitnodigde en allen opwekte tot een veelvuldige, dagelijkse communie. Tussen de boven- en benedenramen zijn Eucharistiesymbolen aangebracht. In het midden een vis met een mand broden, links een lam met melkvat en rechts een duif met een anker. In het rondraam boven al deze taferelen licht de herinnering op aan het Mirakel van Amsterdam. In het hart zien we de H. Hostie boven het vlammend vuur, omgeven door de woorden “Ecce Panis Angelorum”, “Zie het Brood der Engelen”. Tezamen met twee motieven van druif en korenaar zijn deze engelen zelf ook present. Zij knielen in aanbidding neer. Dat in dit raam van de Eucharistie Christus zo opvallend als Koning naar voren treedt, nog onderstreept door de tekst “Et regni eius non erit finis”, “En aan zijn Rijk komt geen einde”, hoeft nauwelijks verklaard te worden. De glazenier vervaardigde dit raam nog geen drie jaar nadat paus Pius XI het feest van Christus Koning had ingesteld voor de gehele kerk. Pastoor Vermeulen, die het raam van het kerkbestuur ten geschenke kreeg bij zijn zilveren pastoorsjubileum, heeft zelf in dit raam een goede plaats gevonden. Hij staat met gevouwen handen links en ziet, evenals rechts zijn voorganger pastoor Snickers, de stichter en de eerste pastoor van de St. Agnesparochie, op naar de door paus Pius X opgeheven kelk en getoonde H. Hostie.

HET DERDE ORDE—RAAM

Het linkerraam in het transept aan de pastoriezijde heet het “Derde Orde raam”. Dit hele raam is gewijd aan de derde orde van St. Franciscus. Aan al die mensen die niet als priester, frater of broeder- (de eerste orde), niet als zuster (de tweede orde), maar als gewone gelovige midden in de wereld en in hun dagelijkse taak de regelen de geest van St. Franciscus willen beleven. Het raam werd door de parochie, die in de twintiger jaren een afdeling van de Derde Orde kende, aan pastoor Vermeulen cadeau gedaan. Het roosvenster bevat in het centrum het wapen van Franciscus: twee gekruiste armen met gestigmatiseerde handen en in het midden het Franciscuskruis in de vorm van een T, de letter tau uit het Griekse alfabet. In de omringende vakken zijn een lelie, een zonnebloem en een roos afgebeeld. Het zijn de symbolen van zuiverheid, gehoorzaamheid en liefde. Het raam in zijn geheel is drie vakken verdeeld. Het tafereel midden boven laat Franciscus zien. Hij is in vervoering en in die staat los van de aarde met haar distels en doornen, die volgens de parabel van het zaad de aardse rijkdommen zijn die het goede zaad dreigen te verstikken. De figuur links stelt de gehoorzaamheid voor. Deze heft het hoofd op om te luisteren naar het woord van het evangelie. Daarachter een boom die door de wind heen en weer bewogen wordt. De figuur in het rechterraam verbeeldt de maagdelijke staat. Met opgeheven hoofd en de hand aan het hart herinnert deze figuur aan het vrij zijn van al het aardse en de keuze van »het beste deel” of “het ene dat nodig is”. Naast en achter deze figuur is een bloeiende lelie afgebeeld. Behorend bij de bovenvakken staan direct daaronder in de verbinding met de benedenvakken de drie evangelische raden gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid vermeld. In de drie onderste vakken zijn de acht zaligsprekingen uitgebeeld. Acht keer is het begin van Jezus’ onderricht op de berg gepersonifieerd, terwijl zijn woorden ten overvloede helemaal onderaan het raam completeren.

De al genoemde verbinding tussen de taferelen boven en beneden is in het midden gevuld met de attributen van de Derde Orde. Dat zijn het boek met de regel van Franciscus, het Franciscuskoord en de brandende olielamp. Verder staan links in de versiering de letters St L van de H. Lodewijk, met de doornenkroon, en rechts de letters St E van de H. Elisabeth van Hongarije, omgeven door een krans van rozen. Beide heiligen zijn patroonheiligen van de Derde Orde.